MoMa, wat is dat toch een leuk woord. En wat is dit Museum of Modern Art in New York City toch een leuk, mooi, groot museum. En wat trekt het museum enorm veel bezoekers, zoals nu, voor de gedurfde Willem de Kooning expositie. Maar de regels van de moderne tijd beletten me de weg in dit Walhalla van de moderne kunst.
Op maandagmorgen had ik nog een paar uurtjes voordat het vliegtuig terugvloog naar Amsterdam. Ik wilde mijn reis trolley zolang in de museumgarderobe plaatsen maar werd tegengehouden door een suppoost in uniform: ‘No, you can’t take that in.’ De ervaring leert dat een ‘no’ van een geüniformeerde bij 'nee' blijft. ‘Maar waar moet ik dan met dat ding heen?’ ‘Ga maar bij een hotel vragen om de hoek.’
Het Warwick Hotel is beroemd om de kunst uit de jaren 30 in het restaurant. Maar zover kwam ik niet, want werd daar tegengehouden door een geüniformeerde doorman: ‘No you can’t take that in.’ Hij stuurde me naar het Hilton Hotel op de volgende hoek. Ik sputterde tegen hoeveel hotels ik moest aflopen om een simpel koffertje te bergen, waar de halve wereldbevolking mee rondloopt. Maar hij was alweer bezig met het openen van portieren van aansnellende gele taxi’s.
In het immense, chique Hilton werd het plafond in de hal gerepareerd. Een man stond op een hoge ladder, een groepje mannen in hoteluniformen tuurde naar het crèmekleurige plafond, als een scène uit een Tati-film. Kennelijk was daar net tevoren iets gevaarlijks naar beneden gekomen, want de hotelconciërge had een flinke pleister op zijn wang en zijn oog zag blauw. Toen ik compassie toonde, keek hij pijnlijk maar hield zich groot en stuurde me naar een andere hoek van het hotel, naar een berging voor koffers. Ik leverde de trolley in en kreeg een bon van de geüniformeerde bewaker. Een vrouw die daar stond zei dat het een godswonder was wilde je een koffer uit die volle berging terug kunnen vinden.
Willem de Kooning Terug in het MoMa. Op de zesde verdieping wurmde ik me door de vele bezoekers door om een glimp van De Koonings’ schilderijen op te vangen en viel van de ene verbazing in de andere. Wat een durf, die ‘De Koening’, zoals de Amerikanen hem noemen. Je wilt op de een of andere manier De Kooning toch als een Hollandse schilder zien, terwijl hij al voor de oorlog naar Amerika emigreerde en hij het grootste deel van zijn leven aan de Amerikaanse oostkust woonde en werkte. Ik kan het niet laten er een gelijkenis met het werk van Lucebert in te zien. Maar wat een kleur, wat een vorm, wat een hoeveelheid, wat een grootte!
Ik nam de roltrap naar beneden voor de permanente collectie. De sensatie die de collectie oproept ken ik van vroeger in het Amsterdamse Stedelijk Museum als iets vertrouwds, éven naar Morandi, éven naar Mondriaan te kijken. De schilderijen waren er altijd en iedere keer zag je ze opnieuw, anders. Je moet tegenwoordig naar New York om die sensatie terug te krijgen.
En daar hangen en staan ze, de Morandi, de Brancusi’s, de Picasso’s. Ik zie een vrouw voor Picasso’s grote doek Les Demoliselles d’Avignon staan en vraag me af hoe het komt dat naakt nergens in Amerika mag, behalve in een museum. Ik zoek naar Braque. Ook hij is er, met een landschap waar ik lang naar tuur en het mis als ik de zaal heb verlaten, alsof ik ben vergeten het schilderij mee te nemen. En wie is daar? En jawel, vier streepjes pentekeningen van Jan Schoonhoven, zo zorgvuldig, minuscuul, precies. Schoonhoven in New York, hier in de MoMa, in goed gezelschap.
Ik dwaal langs de enorme boekenkasten vol mooie kunstboeken waar bezoekers bedachtzaam boeken bekijken. Hoe was dat vroeger ook alweer, in de bibliotheek van het Stedelijk Museum? Hoelang is deze er niet meer? Het gemis geeft even een hopeloos gevoel. Even hopeloos is het daarna, weer met de trolley in een rij te wachten op de bus naar het vliegveld in een donkere, vieze tunnel. Een geüniformeerde buschauffeur schreeuwt naar elke passagier: ‘Airline?!’
Op het vliegveld word ik bij de scan tegengehouden door een veiligheidsagent: ‘No, you can’t take that.’ Ik moet terug naar de check-in hal omdat er een tube in de trolley zit die groter is dan de toegestane afmeting. Ik ben woedend en reageer kortaf tegen de Air France baliemedewerker in uniform. ‘You don’t have to get angry at me’, zegt ze. Nee, natuurlijk niet. Weet zij veel dat ik die ochtend al twee keer eerder ben tegengehouden.
In het vliegtuig zie ik Midnight in Paris van Woody Allen. Wat een leuke film. Picasso komt er in voor. En daar zijn ook Gertrude Stein, Hemingway, Scott en Zelda Fitzgerald, Luis Bunuel. Eigenlijk zijn ze er precies zoals ik me ze voorstel.
Soms leef je even in een andere tijd, net als de schrijver in de film van Allen. Natuurlijk hoef je een andere tijdsperiode niet te idealiseren. Maar ik weet zeker dat er een tijd was dat je niet voortdurend door een geüniformeerde werd tegengehouden met ‘No, you can’t take that.’