Wat gaat er om in het hoofd van cameraman Robby Müller? Wat ziet hij voor zich? Kan ik in zijn kop kijken? Is deze soms gevuld met lichtinvallen, kaders en camerastandpunten? Ziet hij opnamen van Down by Law, Barfly of Paris Texas? Of honderd camera’s waar hij de regie over voert in Lars van Triers Dancer in the Dark? Ziet hij regisseurs en hun typische trekjes? Hotelkamers in onbekende steden? Een brandende palmtak tegen de lucht, die uitdijt als hij in de fik staat, in Steve McQueens Carib’s Leap?
Dit vraag ik me af vanaf het balkon in de grote zaal van Paradiso waar Robby Müller met zijn familie beneden in de zaal zit. Weldra zal hij de Bert Haanstra oeuvreprijs van het Filmfonds ontvangen. Actrice Johanna ter Steege is de gastvrouw. Ze komt het podium op in een vrolijk gekleurde broek. Ze is twee keer te zien, als poppetje op het toneel en schrikbarend groot op groot scherm als een Alice in Wonderland. Haar microfoontje blijft aanstaan, als ze tussen de programmaonderdelen door tussen de coulissen fluistert met de toneelmeester over de volgende acte de présence.
Vervolgens zien we op het grote scherm een compilatie van Müllers filmwerk. Het zijn ronduit schitterende momenten, die de genialiteit uitdrukken van deze cameraman van het licht. Alsof hij uitvoerig schilderijen heeft bestudeerd en overgezet op film, waarbij hij gebruikte maakte van natuurlijk licht. Er wordt beweerd dat hij in het voetspoor treedt van de sublieme schilder Vermeer. Maar ik associeer het met de sfeer op de schilderijen van Edward Hopper. Die beelden van lege ruimten, een enkel mens, spaarzaam licht, stilte in een eenzame wereld.
Comedy en licht. Het interview met Müller over licht schiet me ineens te binnen. Ik maakte het met hem voor de Hollywood Reporter op het Rotterdamse filmfestival. Wat was de aanleiding, een film van Roberto Benigni? Ja, het ging over comedy; het zal Il Piccoli Diavolo uit 1988 zijn geweest. Een mooie, lichte film. Wat zei hij? Dat het filmen van comedy anders is: 'Comedy heeft een ander type belichting nodig, meer licht, helderheid.'
Licht beïnvloedt je stemming. Mensen in het noorden hebben in de wintermaanden bij gebrek aan daglicht extra licht nodig om zich prettiger te voelen. Ik was me er niet eerder van bewust dat comedy's vrolijk stemmen vanwege het vele licht. Dat had hij toen fijntjes uit de doeken gedaan.
Stofjas Terug naar de feestelijke avond in Paradiso, waar Müller lovend wordt toegesproken door Wim Wenders en Jim Jarmusch. Karakteristieke regisseurs, met wie hij buitengewone films draaide. Ze zeggen allebei dat hun films er door zijn camerawerk zoveel beter op zijn geworden, beter dan ze ooit konden dromen of bedenken. Wenders, in lange stofjas-pandjesjas, kijkt treurig, zoals altijd. Somberheid troef voor deze serieuze man die zo fanatiek van film houdt als een ander van voetbal. Jarmusch is wat lichter van toon en uiterlijk. Ook hij kan zijn emotie niet helemaal bedwingen. Zeker ook omdat hij onder de indruk is van de live muziek van de band.
Dan is het (Engelse) woord aan minister Plasterk, die zich in Müllers vakwerk heeft verdiept. Met zijn vrouw bekeek hij een film met de opdracht alleen te letten op het camerawerk. Maar op den duur werden ze toch in het verhaal, de spanning gezogen. Daarna leest een in het wit geklede Nelleke Noordervliet als jury voorzitter het juryrapport voor. En ontvangt Müller tenslotte uit Plasterks handen de cheque en een beeld, de award. Het is een metalen figuur met een punt, zo lijkt het van een afstand. Müller plaatst de punt van het beeld aan zijn kin als een spies. Met zijn bijna 70 jaar en onophoudelijke werk – soms draaide hij wel drie grote films in één jaar – is hij versleten. En spreekt zijn aardige vrouw plaatsvervangend op het toneel.
Na afloop krijg ik de kans hem te feliciteren. Hij kijkt me doordringend aan. Wat ziet hij, als hij me aankijkt? Een kader, lichtval, standpunt? En wat bedoelt hij, als hij daarop zacht zegt: ‘Nog niet’? Nog niet de ultieme film, het ultieme shot? Of gewoon nog niet naar huis? Ik wou dat ik het wist.