Spring naar inhoud

Met E. was ik in het Arnhems Museum voor Moderne Kunst voor de leuke Ravage-tentoonstelling. In de beeldentuin zag ik de grote houten Appel liggen. Net zo’n Appel als de met handtekeningen vol gekalkte wereldwijd bekende Schipholappel. Die Appels zijn beroemder dan de maker: Kees Franse.

Toeval. Een week later vind ik bij het opruimen van papieren een interview met Franse. Uit 1979. Ik bezocht hem in zijn Rotterdamse atelier om daar zijn unieke verzameling naïeve schilderijen te bekijken. Franse, docent aan de Rotterdamse Willem de Kooning Academie, hechtte erg aan de naïeve schilderkunst. Helaas is hij jong gestorven (13 juli 1982, 58 jaar).

Franse was een kleine man met een beweeglijke mimiek en stem waarbij hij met zijn mond trok. Hij had zijn atelier in een voormalige kleuterschool bij de Maasbrug. Daar hing de schilderijencollectie naast, boven en onder elkaar aan de muur. Sinds hij was begonnen met schilderen, verzamelde hij naïeve schilderijen. Hij tikte ze fanatiek op de kop: ‘Zodra ik zo'n schilderij op de markt te koop zie, word ik zenuwachtig. Zo graag wil ik het hebben.’ De collectie bestaat uit twee delen: kopieën van de Stier van Potter en een bepaald stilleven.

Franse: 'Als je aan mensen vraagt op straat wat het beroemdste schilderij is dat ze kennen, noemen ze De Nachtwacht. Toch wordt dat schilderij minder vaak gekopieerd dan de Stier van Potter. Die is goed na te schilderen: aan de linkerkant de boom met die man erbij. Wat hij daar staat te doen weet ik niet. Maar op sommige schilderijtjes zie je dat hij tegen de boom staat te plassen. Het kenmerk van m’n verzameling is dat deze uniek is, niet te koop. Voor een ander is het waardeloos, niet commercieel. Ik zoek niet, ik ontmoet. Ik loop op de rommelmarkt en ontdek er ineens één. Zit er een afschuwelijke lijst omheen, dan vragen de kooplui er wel twee tot driehonderd gulden voor. Maar voor een schilderijtje dat ergens in een hoek ligt, vragen ze bijna niks. Al is het tien keer zo mooi. Ik heb er één voor 1 gulden gekocht.’

Vind je de Stier van Potter een mooi schilderij? ‘Nee, helemaal niet. De mooiste vind ik die het meest mislukt zijn. Op de echte Stier van Potter staan wilgenbomen. De bladeren zijn net aan het uitkomen. Deze naïeve schilder heeft daar bijvoorbeeld bomen in volle bloei van gemaakt. En heeft de man achter de boom achterdochtig glurend geschilderd.’

‘Op de markt kwam ik tussen kopieën van de Stier van Potter regelmatig een bepaald kitsch-stilleven tegen. Daar staan steeds dezelfde attributen op: een smal glazen vaasje met bolle onderkant en twee orchideeën. Het vaasje staat op een gepolijst weerspiegelend vlak. Links hangt een paars gordijn. Er moet een geopend bijouterie-doosje bij. Daar ligt een parelsnoer half uit. Ik heb er een stuk of twaalf van. Ik vermoed dat kitsch-schilders in de jaren 1920 begonnen met het schilderen van die gewilde attributen. Daarmee legt de ware kitsch-schilder zich toe op gemakkelijke verkoop. Hij heeft er eigenlijk geen liefde voor, werkt met handigheid. Als vakwerk komt het lelijk over. Maar sommige naïeve schilders vinden dat type stilleven zo mooi dat ze het zelf zijn gaan schilderen. Zij bezitten niet de handigheid van de kitsch-schilders. Daarom komt hun versie van dat stilleven heel mooi over. Dat is te zien aan de intensiteit, aan de liefde waarmee het gemaakt is. Als iemand met liefde iets maakt, wordt het altijd interessant om te zien. Een tekening krijgt ook iets speciaals als er aan wordt geknoeid. De schilder Saenredam – van de kerkinterieurs – stufte in zijn tekeningen. Hij kon het ook niet zo goed. Die kerken zijn ontzettend moeilijk om te tekenen; op zijn schilderijen zijn ze juist heel mooi.’

Fatale vergissing ‘Het stilleven bestaat in principe uit het vaasje met de orchidee en een gordijn. Sommige mensen vinden dit kennelijk het ultieme schilderij. Als het enige echte dat aan de muur hoort te hangen boven het dressoir. Schilders maken het na naar een plaatje, of uit hun herinnering. De één begaat de fatale vergissing het gordijn aan de verkeerde kant te schilderen. Anderen vergeten de parelmoeren ketting. Het motief op het gordijn is ook vaak verschillend. Sommigen hebben de bobbel-plooien precies nagedaan. Een goede plooi schilderen gaat niet iedereen even gemakkelijk af. Het gaat me juist om de variatie. Zo zijn er stillevens met een ander vaasje. Dan heeft de schilder gewoon een vaasje genomen wat hij in huis had. Dat gebeurt meestal uit onkunde. En herinnert iemand zich niet meer welke voorwerpen op het stilleven horen te staan.

Als zo’n naïeve schilder een stilleven van een ‘echte’ kitsch-schilder zou hebben, zou hij dat waarschijnlijk mooier vinden dan z’n eigen schilderij. Ik vind juist van niet. Je kunt wel stellen dat als Henri Rousseau le Douanier – de meest bekende naïeve schilder – het ‘echte’ schilderen had aangeleerd, hij een middelmatig schilder zou zijn. Zo zat Op de Academie een jongen die prachtige tekeningen maakte van trams in de stad. Ik vroeg hem: Kan je de Stier van Potter voor me schilderen? Na een jaar vroeg ik hem: Hoe staat het ermee? Hij zei: “Ja, het is nog niet af.”  In de loop van het jaar was het nog niet klaar. Enfin, hij heeft er drie jaar over gedaan. In de tussentijd had hij op de Academie schilderen geleerd. Uiteindelijk kreeg ik een heel gewoon schilderijtje van hem! Schilderen is een merkwaardig vak om les in te geven. Want als je een veiling zou houden van schilders die in de 19e en 20ste eeuw beroemd zijn geworden, brengen hun schilderijen miljoenen op! Daar zit ook de Le Douanier tussen, misschien wel de beroemdste. Maar hij had helemaal geen opleiding! Dus is het een idioot vak om les in te geven.’

Kijk je nog naar de verf, hoe oud het schilderij is? ‘Nee. Ik heb liever een schilderij dat me interesseert waar over tien jaar de verf van is afgebladderd dan een schilderij dat me niet interesseert, waar de verf duizend jaar op blijft zitten.

De grote houten appels zijn gemaakt van ongeprepareerd vurenhout. Het meest naturalistisch is dat ze wegrotten. Tijdens de plaatsing van een zo’n Appel vroeg een aannemer: “Maar ze beschadigen toch?!” Toen zei ik: Nee, ze beschadigen nooit. Als je een kachelhoutje doormidden breekt heb je toch ook geen beschadigd kachelhoutje? Dan heb je twee kachelhoutjes!’ Zo’n raadselachtige opmerking was typisch Franse. Een grappige man. Zo wordt hij gememoreerd. Hij had een voorkeur voor het simpele, precieze dat gemaakt is met liefde.