Spring naar inhoud

Een Masterclass bijwonen met de Russische filmmaker Victor Kossakovsky is een feestje. Het vond plaats in Tuschinski op 16 nov. tijdens Idfa. Kossakovsky was dit jaar uitgenodigd om zijn favoriete filmlijst samen te stellen. Hij nam geen genoegen met een interview, een praatje en scènes uit zijn en andere films. Maar hij toonde het filmen zonder camera aan de vele (aspirant) filmmakers in de zaal.

De eerste film die ik van Kossakovsky zag was Tishé!  Hij had vanuit het raam van zijn huis ‘gewoon’ de straat gefilmd. Onder zijn raam werd een stuk asfalt telkens door straatwerkers opengetrokken, dichtgegooid en weer opengebroken. Wat er precies aan de hand was onder het asfalt was onduidelijk. Vanuit één standpunt gefilmd was het toch iedere keer anders en bleef intrigeren. Het zette aan het denken over dingen die op straat gebeuren die je wel opvallen maar ook weer vergeet. Omdat je niet begrijpt waarom het zo is en doelloos lijkt.

In 2007 zag ik van hem Svyato over een kind dat voor het eerst zijn eigen spiegelbeeld ziet. Die eerste indruk is wonderschoon om te zien. K. legde nu uit dat hij eerder op dit idee was gekomen toen hij zijn oudste zoon in een flits had zien kijken naar zijn eigen spiegelbeeld. Het was al gebeurd voor hij dit kon filmen. Na jaren wachten en uitproberen met jonge kinderen, kon hij tenslotte de puurste reactie thuis met zijn 2-jarige jongste zoon vangen.

K. gaf de (aspirant) filmers in de zaal de raad dat je kunt leren filmen en regisseren wanneer je goed kijkt en denkt. Om hier een voorbeeldje van te geven, gebruikte hij de interviewer, Peter Wintonick. De Canadese filmspecialist werd steeds op een ander been gezet door K., die hem onverwachte vragen stelde. Zoals hoe zijn ochtend was verlopen. Toen W. op zijn stoel wat lusteloos antwoordde dat hij slecht geslapen had, vroeg K. hem of hij op zijn stoel wilde gaan staan. Nadat W. wat wankel op de pluchen stoel stond, stelde K. hem opnieuw de vraag, waarop W. energiek uitschreeuwde: ‘Ik moet vandaag Victor Kossakovsky interviewen!’ Waarop K. tevreden reageerde dat het juiste antwoord, de juiste toon, te vangen is als iemand (hoger) staat in plaats van zit.

Tussendoor werden scènes uit films van K. vertoond, uit Losev (1989) van een opkomende zon en de zich langzaam aftekenende silhouetten van grafzerken; de introductie tot het waardig gefilmde afscheid van de filosoof Losev. En een scene uit The Belovs, waarmee K. zijn doorbraak op Idfa maakte in 1994. De getoonde dramatische scene lijkt van alle tijden: De vrouw Anna zingt een lied zingt en danst door de kamer, terwijl daar een man onder de tafel snurkend zijn roes uitslaapt. Net als Tishe! en Svyato tijdloos zijn.

Al op jonge leeftijd, zo vertelde K., was hij zich bewust van de wereld. Het besef drong tot hem door toen iemand een lucifershoutje in de Neva wierp en tegen hem zei dat de lucifer meegenomen zou worden in de rivierstroom en verder drijven naar de Baltische Zee, en nog verder de wereld rond (Kossakovsky filmde de afstanden in de wereld letterlijk in Vivan los antipodos! (in 2011 op Idfa in première).

K. toonde ook afstand door te laten zien hoe intimiderend (een camera) dichtbij kan zijn. Zo benaderde hij W. van dichtbij, waarop deze spontaan terugdeinsde. Daarop vroeg hij W. het smalle treden trapje op te lopen naar het podium van Tuschinsky 1. Hij suggereerde hiermee dat het om het oplopen ging. Maar omdat W. zich bewust was van zijn actie, liep hij  het trapje op een andere manier op dan hij het had afgedaald met hoog geheven armen. En het was K. nu juist te doen om die onbewuste, onwennige beweging.

De conclusie van deze Masterclass? Als je goed blijft kijken gebeuren er onverwachte dingen. Kossakovsky had de zaal voor zich gewonnen. Of hij werkelijk zo geniaal is, zoals een toeschouwer naderhand opmerkte? Hij weet in elk geval het publiek enorm te charmeren.

Schrijver Charles Lewinsky herinnert aan de Duits-joodse acteur en filmregisseur Kurt Gerron (1897-1944) nu hij zijn dikke boek Terugkeer ongewenst heeft geschreven. 

Wie is Kurt Gerron? Hij was voornamelijk bekend door zijn rol van de goochelaar- impresario van Lola-Lola (Marlene Dietrich)  in de klassieker Der Blaue Engel. Maar nu gaat zijn levensverhaal steeds vaker tot de verbeelding spreken.  Gerron was zowel een held als slachtoffer. Nadat hij eenmaal in handen van de nazi's was gevallen, lieten ze hem buigen door hem in het kamp Theresienstadt een verfraaide film over het kamp te laten maken. Daarna vermoordden ze hem.

De laatste persoon die ik over Gerron hoorde was de psychiater Louis Tas. Hij vertelde dat hij Gerron nog in kamp Westerbork had gezien:  ‘Hij zette een po op zijn hoofd en hij was een koning’,  zei hij kort en goed over de act die de beroemde komiek op die plek ten beste had gegeven.  Gerron was vergroeid met het theater. Met dit laatste beeld van hem als koning dacht ik dat het verhaal echt uit was.  Maar nu heeft schrijver Charles Lewinsky zich in Gerron verdiept.  

Ik was op de hoogte van het ontstaan van het boek. Lewinsky’s assistent Tino Kohler had contact met me opgenomen. Hij wist dat ik meegewerkt had aan een filmscript, video-installatie en documentaire over Gerron en een artikel over hem geschreven in Flashback.  Ik leende m'n Gerron-archief uit en wachtte met enige spanning op een ontmoeting met de grote schrijver. Tijdens het door Tino gearrangeerde diner vroeg Lewinsky me meerdere keren aan tafel:  ‘Wist je dat…?’ Lewinsky bleek veel meer te weten. Tino vertelde over zijn werkwijze:  hij onderzoekt en onderzoekt, vervolgens laat hij het los en schrijft het boek.  Zeer knap.

In Terugkeer ongewenst  laat Lewinsky Gerron terugblikken op zijn leven. Hij heeft veel verzonnen, de ontbrekende lege plekken in de historie ingevuld. Het is fictie. Zo geeft hij Gerrons vrouw Olga een belangrijke rol, terwijl ze in de biografie over Gerron slechts een schim is.  Ook verdiepte hij zich grondig in de verwonding die Gerron in de Eerste Wereldoorlog trof door een granaatinslag en maakt hier een cruciale verminking van.  Bovendien geeft hij een geestige, vertrouwenwekkende grootvader aan Gerron als de belangrijkste man in zijn leven. Hij is de muze van zijn kleinkind.  De grijsaard en het kind is ook de illustratie op de kaft van de Nederlandse editie. De Duitse titel is anders, heet simpelweg Gerron. 'Dat is nu eenmaal de strategie van de uitgevers', merkte Lewinsky hierover op bij de Amsterdamse boekpresentatie in de Rode Hoed.

Lewinsky schreef een vertelling over de man die ‘alles’ meemaakte in zijn tijd.  Het begon geestig onder invloed van de grootvader. Mettertijd werd het een gruwelijke voorstelling.  Hij roept in zijn boek een beklemmend gevoel op over een in gevangenschap verloren mens die zijn gedachten niet verliest. Het doet je nog scherper en intiemer de walgelijkheid van de wereldoorlogen beseffen. Het verhaal siddert nog na. Ik heb slecht geslapen. Je moet zo’n boek ook niet lezen voor het slapen. Hierdoor realiseerde ik me weer dat er een moment is geweest niet langer over Gerron na te willen denken. En toch duikt hij steeds weer op, als het Nachtgespenst uit het lied dat hij zo vaak op de Duitse Bühne zong in het Berlijn van de jaren 1930.