Spring naar inhoud

Op 6 juli landden E. en ik met Aeroflot op Poelkovo airport. Er was een oponthoud in de bagage hal. Ongeduldig stond Andrei ons buiten op te wachten met een welkomstboeket. In zijn St. Petersburgse appartement bood hij ons zijn bankbed aan, terwijl hij zelf in de kinderkamer ging slapen. Zijn vrouw Iryna en dochter Anna waren op vakantie. Na een leuke week in St. Petersburg reisden we samen per nachttrein naar Moskou. We kwamen 's morgens aan en liepen rondom het Kremlin. 's Avonds begonnen we aan een lange busreis van een nacht en halve dag naar Volgograd. In het voormalige Stalingrad waren we te gast bij Andrei’s familie in hun datsja’s. Ook zijn vrouw en dochter waren daar. De Fransman Thomas reisde met ons mee (hij heeft een vergelijkbare familiegeschiedenis; zijn overgrootvader was de Russische componist Alexander Bernardi).

We hebben gelopen, gelopen, trappen op en af, en nog meer van Rusland gezien, gehoord, gevoeld. Ik kende het land uit verhalen van mijn grootmoeder, films en boeken. Vorig jaar zag ik het pas echt.  Aanleiding voor dit tweede bezoek was weer de herontdekte bet-overgrootvader Nicolai Zaremba. Maar nu kon ik ook de stad zien van de dichteres Anna Akhmatova. In een gedicht dat zij opdroeg aan de dichter Alexander Blok, dichtte ze over de kleur van de zon als van frambozen en de blauw-grijze nevel van de Neva:

‘I came to the house of the poet/Sunday. Precisely at noon/The room is big and quiet./Outside, in the frosty view/Hangs a raspberry-coloured sun/over ropes of blue-grey smoke/The gaze of my watchful host/silently envelops me./His eyes are so serene/one could be lost in them forever./I know I must take care/not to return his look./But the talk is what I remember/from that smoky Sunday noon/in the poet’s high grey house/by the sea-gates of the Neva.’

Zonk Akhmatova in januari 1914 in haar gedicht nog dromerig weg in de bedaarde ogen van dichter Blok, een paar jaar later zou de revolutie, de Tweede Wereldoorlog en het Stalinisme dramatisch toeslaan in haar leven en werk. Haar gedicht Requiem verscheen pas in 1987 in de Sovjet-Unie. Terwijl zij trouw was aan Rusland en niet emigreerde (‘I am not one of those who left the land’).

Zo had ook Felix, de zoon van Nicolai Zaremba, geweigerd uit St. Petersburg weg te gaan. Tijdens de revolutie is Felix verdwenen. Andrei, Zaremba’s biograaf, ondernam een vergeefse poging alle Zaremba’s die hij in het telefoonboek kon vinden, te bellen om te vragen of zij familie van Felix waren. Andrei woont in het gebied waar Felix destijds gewoond heeft. Nu staat de ooit bosrijke omgeving vol appartementengebouwen. Soms staarde ik vanaf het balkonnetje naar de hoge berkenbomen en probeerde me Felix voor te stellen. Wat was zijn motief geweest te blijven, uit vaderlandsliefde of vanwege een geliefde?

Witte nacht De Rusland-reis begon pas goed in de witte nacht van 9 juli toen we mijn verjaardag aan de Neva oever vierden. We keken hoe de Peter de Grote brug langzaam opende. Van april tot half november, als de Neva bevaarbaar is, worden alle bruggen ’s nachts om 2 uur achter elkaar open gezet tot 5 uur. Dan is de stad alleen nog via de Vantovi brug te bereiken. ‘Tijdens witte nachten wanneer de stad gehuld is in magische schemering, is het omhoog halen van de honderden tonnen zware bruggen een adembenemend schouwspel’, aldus de gids-beschrijving. Bij de brug schonk Andrei meegebrachte glazen vol met champagne, terwijl lichten over de Neva schitterden. Van half juni tot half juli wordt het hier nooit echt donker. Als je denkt dat het 8 uur is, blijkt het 11, 12 uur te zijn. (Tijdsverschil met NL is 2 uur).

Wat is tijd? Vorig jaar leek het of ik in een tijdmachine zat. Toen liepen we in het voetspoor van Nicolai Zaremba langs de huizen waar hij gewoond had, de locaties waar hij muziek had gespeeld en gedoceerd. We bezochten zijn gerestaureerde graf en woonden een concert van zijn muziek bij in het Conservatorium. Dit keer zat ik weer in een tijdmachine van de jaren 50, begin 60. in Rusland bestaan nog dingen die in Nederland zijn afgeschaft: Een postkantoor. Een conducteur in een tram of bus die met een machientje een flinterdun kaartje voor je uitdraait. Of een token als betaalmiddel in de metro. De ouderwetse dingen roepen een nostalgisch gevoel op. Het betekent ook oncomfortabel in een bus hobbelen door kuilen in de straten. Piepende, knarsende trams doen pijn aan je oren. ‘Bij de halten staat men meestal niet keurig en is het vaak dringen’, aldus het gidsje. Dat viel mee. Het ging meer om de route. Want ‘onze’ bus 22, bleek heen niet dezelfde route te rijden als terug. We werden op weg geholpen door Engelssprekende jonge Russen, die een taxi voor ons aanhielden. De taxichauffeur moest hen verzekeren te bellen als we op de plek van bestemming waren aangekomen en we voelden ons beschermd.

De rammelende bus 22 reed vanaf de omgeving van Andrei’s appartement aan de oostkant in de richting van het grote Moskovski station de Nevsky Prospect op. We passeerden dit punt zo vaak dat we blasé werden: dit kennen we nu wel. Aan de Nevsky Prospect bevindt zich onder meer een klassiek ingerichte theatersociëteit (vergelijkbaar met de Amsterdamse sociëteit Arti). Ina nam ons mee. De componist/pianist Igor Garry speelde hier enkele composities van zijn hand op de vleugel in de gang van de sociëteit. Hij begeleidde de mezzo-sopraan Sacha.

Iedereen maakt muziek! Het hoogtepunt was de uitvoering voor mijn verjaardag van Zaremba’s Quartet door vier strijkers van het Conservatorium in Andrei’s kleine appartement. Fantastisch, Shushan Shamiryan (1e viool), Alexander Khirnyi (2e viool), Victor Rohatyn (alt) en Jaroslav Georgiev (cello) en Andrei Boretsky, bravo!

Oude huizen Eerder had ik Akhmatova’s gedichten en verhalen van Vladimir Nabokov en Daniel Charms gelezen en de prachtig filmische schilderijen van Ilja Repin gezien. Tijdens deze reis kwam ik in hun oude huizen. Zo woonde Achmatova in de dienstvertrekken van het Sjeremetev-paleis, een op het eerste gezicht prachtige plek in een park. Hier leefden meerdere schrijvers en dichters onder toezicht. Hun meubilair is verloren gegaan. Om het museum in te richten zijn identieke spullen gevonden: zo staat er een stapel oude koffers bij de ingang. Er Een vaatdoekje aan een lijntje touw boven een bruine emaillen koffiepot in de keuken suggereert armetierigheid en opgeslotenheid. Zoals dit nog voelbaar is in het Amsterdamse Achterhuis.

Vladimir Nabokovs ouderlijk huis bevindt zich in de buurt van het hoofdpostkantoor Potsjamtskajam, minstens zo groot is als het voormalige postkantoor bij de Dam (we kochten er postzegels die niet plakten). Ik had wel eens een vaag fotootje van Nabokovs huis gezien, in werkelijkheid was het heel imposant met aan de gevel een pastelkleurig bloemmozaïek.  Het staat tussen andere geweldige huizen aan de Bolsjaja Morskaja Oelitsa 45. Het gebouw hoort nu bij de Universiteit; op de eerste verdieping is het Nabokov museum. Daarboven zit de ‘unie van componisten’ in versleten vertrekken. Het Nabokov- museum heeft grote, hoge kamers met houten meubelen, en krakende houten vloeren. Het geeft een tintelend gevoel daar dingen te zien waar je eerder over hoorde. Zoals Nabokov-uitgaven van de ondergrondse uitgeverij Samisdad, de typemachine met Russische lettertoetsen, en zijn vlinderverzameling. Dat de schrijver aanzien had, blijkt wel uit het tentoonstellen van zijn afgedragen crèmekleurige colbertjasje en hoedje.

Gek dat dubbele ramen en brede vensterbanken zo je aandacht kunnen trekken. Ik dacht daarbij aan Asja Kerling uit Voorburg die we (met Kees Hin) filmden voor de documentaire De salon van het verdriet. Zij had aan de Nevski Prospect gewoond. Vanaf de brede vensterbank had zij met haar zusjes het begin van de revolutie op straat gadegeslagen. Vanuit dat huis was de familie halsoverkop gevlucht. Ik had haar niet naar het huisnummer gevraagd. In de beroemde straat bezichtigden we vorig jaar de Lutherse St. Peterskerk uit 1833. De kerk had voor ons speciale betekenis, omdat Nicolai Zaremba daar koordirigent was geweest. Toch vonden we het verbazingwekkender dat de kerk in de Sovjettijd een zwembad was! Vorige keer begreep ik niets van het cyrillische alfabet en voelde me een analfabeet. Na tien lessen Russisch bij de Uva kon ik in elk geval de letters op gevels en borden lezen.

Demonstratie bij Smolny De eerste dag bezochten we het Smolny klooster; de kathedraal met centrale koepel en vier kleinere koepeltjes met gouden bollen is in 1835 voltooid. Dit ontleen ik uit het gidsje. Toen we de kerk binnenkwamen hoorden we klassieke muziek spelen vanachter een dik fluwelen gordijn. Daarop hoorden we ‘lang zal ze leven’. Kennelijk zat er een jarige Nederlands musicus in het orkest. We beklommen de toren om het uitzicht over de stad en de brug (die nu dicht was) te zien. De klim naar de top was nogal eng voor mij met hoogtevrees. Weer beneden liepen we door het park naar het door militairen bewaakte Smolnyinstituut, waar een beeld van Lenin voor staat. Je kunt het alleen van dichtbij zien als je toegang hebt tot dit gebouw. Lenin wordt vaak afgebeeld in een wapperende winterjas, waarmee de beweging en energie wordt opgeroepen van de man en revolutie. Hier, in de voormalige school voor adellijke vrouwen, vond 25 okt. 1917 de bolsjewistische staatsgreep plaats en nam hij het gebouw in.

Op het moment dat we bij de fontein op een bankje zaten naast een mevrouw met een brei tijdschrift, zag ik cameramannen in de richting van het instituut rennen. Toen we mee renden, zagen we een man voor het instituut met een bonte vlag wapperen. Daarop werd hij door militairen en politie aan de arm meegenomen naar het park. Daar praatte hij met journalisten. Een demonstrant kwam er bij. Het ging er bijna stilletjes aan toe. Toch werden ze daarna samen in een arrestantenwagen weggereden, gevolgd door de camera’s. Toen ik later aan Andrei vroeg wat dit te betekenen had, vertelde hij dat het een pro-homo demonstratie was, een nog omstreden issue in hedendaags Rusland.

Kwamen we vorig jaar vaak op het plein rond het Rimski-Korsakov conservatorium, dit jaar bezochten we vele andere plaatsen. Zo zagen we met A. en T. de Petrus en Paulus kathedraal, Nevapoort, Petrus en Paulus vesting – een voormalige gevangenis – en kathedraal. De kathedraal konden we niet bezichtigen, omdat er een klokkentorenconcert aan de gang was, waarbij onder meer Ne me quitte pas  werd gespeeld, als in Les Parapluies de Cherbourg (Démy). We dronken koffie in de onlangs heropende chique delicatessenzaak aan de Nevsky Prospect, een toeristen trekpleister. En cirkelden rond het Sjeremetevpaleis, waar we in het ‘Museum van het Muzikale Leven’ een rondleiding in het Frans kregen van een gidse langs talloze instrumenten, zoals een gedecoreerd klavecimbel dat van tsaar Nicolaas II zou zijn geweest.

Repino De zon schijnt in juli gemiddeld 9 uur. Niet die middag, toen we in de regen liepen langs de bonte kerktorens van de Verlosser op het Bloed aan het Gribojedovkanaal. De zon scheen wel weer volop tijdens de 50 km. afstand van St. Petersburg naar Repino aan de Finse Golf. De treinreis begon vanaf het Finlandstation. Daar staat op het Plosjtsjad Lenina een gigantisch beeld van Lenin uit 1926 (in ‘taxi pose’ met opgeheven hand).

De trein zat boordevol mensen die op weg waren naar hun datsja buitenverblijven bij de meren, dennenbossen en stranden. In Repino staken we het spoor en de hoofdweg over. We vroegen de weg aan een man die geen Engels sprak en duidelijk maakte dat we een bus moesten nemen richting Penaty, de naam van het huis (genoemd naar Romeinse huisgoden). Dit is het atelier en huis van de meesterlijke schilder Ilja Repin. Hij woonde hier meer dan 30 jaar, tot zijn dood in 1930 op 86-jarige leeftijd. Niet alleen bouwde hij zijn eigen huis (dat in de oorlog kapot geschoten is en herbouwd). En construeerde hij van alles, zoals een speciale draai-eettafel waaraan gasten zich konden bedienen zodat geen personeel nodig was. Gasten moesten zich aan de huisregels houden. Deden ze dat niet, dan stond een spreekstoel voor ze klaar. Repin ligt ook hier begraven op een heuvel, ‘Golgotha’. Waarom Golgotha? Misschien heeft de schilder veel geleden. Hij had veel zelfkritiek, vernietigde veel werk. Hij bracht de laatste jaren van zijn leven eenzaam door, want kon niet terug naar Rusland (dit was oorspronkelijk Fins gebied).

Terug in St. P. aten we in het buffet van het Finland station en bewonderden de locomotief op spoor 5 met treinstel die daar onder een glazen kap staat. De trein waarmee Lenin in juli 1917 voor de tweede keer de hoofdstad ontvluchtte naar Finland en waarmee hij terugkwam.

We hebben nog eens de afstand afgelegd per bus naar Tsjarskoje Selo, Poesjkin-stad, om daar de attractie van de barnsteenkamer te zien in het keizerlijke Catharinapaleis. Ook dit keer was het dicht. Er gebeurden daar andere dingen, zoals het zoveelste huwelijk dat op straat gevierd werd. E. maakte contact met een man uit dit gezelschap die ons champagne aanbood.

Andrei wilde met ons naar het grote Oranienbaum Paleis maar dit ging niet door omdat hij was uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek voor een baan als dirigent van een koor (die hij ook kreeg). We zagen elkaar in Poesjkin-stad en lunchten aan een meertje in de keizerlijke tuinen, waar we ons vergaapten aan een druk bevertje.

Moskou Zaterdagavond 14 juli vertrokken we met de trein naar Moskou in een coupé voor vier personen met comfortabele slaapstoelen-bedjes. De trein denderde voort. ’s Morgens werden we op het station van Moskou verwelkomd met nationale schallende muziek. We sleepten onze koffers trap op trap af naar een kluis, en ontbeten in een restaurant in het theaterdistrict, waar Moskouse mussen ons brood weg pikten. Vervolgens wandelden we naar het Conservatorium van Moskou, maar konden niet naar binnen. In de buurt van het Conservatorium is een plein waar een groot groen uitgeslagen bronzen beeld van Tsjaikovski staat. Delen van partituren zijn in een gietijzeren hekwerk gelast. Andrei zong de stukjes uit de partituur voor. Dit was eigenlijk de leukste gebeurtenis in Moskou.

Maar toen moesten we het verplichte nummer van het Kremlin nog ‘doen’. Het wordt omsloten door een dikke muur. We zagen de verzameling van kerken en paleizen, torens en elf gouden koepels, liepen over het Rode Plein, bewonderden de Basilius kathedraal met zijn kleurrijke, bonte koepels, maar gingen niet naar de opgebaarde Lenin kijken. Ook bezochten we Goem, 19e eeuwse universele staatswinkel, nu een veredelde P.C. Hooftstraat met kleding merknamen en etalages, waarin slechts één beeldschone jas of jurk prijkt.

Bus naar Volgograd Andrei’s vader is buschauffeur. Het was de bedoeling dat we met hem mee zouden rijden naar Volgograd, maar de bus was kapot. We namen een reguliere bus. Toen we uit Moskou vertrokken was het avond. De bus bleef echter om de stad cirkelen, reed een brug op en toen achteruit weer terug! Dit risico werd genomen, omdat meer passagiers mee moesten. We liepen vertraging op toen bleek dat de bus kapot was. Tijdens een stop ging de buschauffeur onder de bus liggen; er kwam een onderdeel uit en de bus werd met een hamer bewerkt. Bij een andere stop werd een waterspuit op de motor gezet. Het werd ook steeds warmer, snikheet! Een keer stopte de bus. Op de parkeerplaats was een houten hok als wc met een gat erin, zoals oude Franse wc’s, vol vliegen en stank. Onderweg zagen we uit het raam eindeloze zonnebloemvelden, uitgestrekte vlakten.

Tegen de tijd dat we de buitenwijken van Volgograd binnenreden was het bloedheet. We wilden de buschauffeur een fooi geven vanwege de zware reis, maar die wilde hij niet aannemen. We werden opgehaald door Andrei’s knappe moeder. Ze kwam ons enthousiast tegemoet. We stapten in een auto, waarin ze met een rotvaart door de grote stad reed naar het winterappartement van Andrei’s vader. Dit was ons logeeradres. We bleven echter niet lang, want gingen halsoverkop weer in haar auto op weg naar de datsja, het buitenverblijf waar zij met haar (derde) man, een popmuzikant, woont. Een mooi buitenhuis met entree van een poort begroeid met druivenranken, en bloemen, planten, groente, fruitbomen in de tuin. Daar wachtte ons een diner. Voor het zover was, moesten de mannen eerst de banja, de stoomkamer (van de buren) in. Daar stond een houtkachel met gloeiend hete stenen, waar water op werd gegooid, waardoor er veel stoom, hitte, hoge vochtigheid ontstond. De ruggen van de mannen werden bewerkt met gedroogde berkentakken, waarna een koud (kinder)bad in de tuin volgde. Na het eten volgden wij, de vrouwen. Het was een ware doop. Ik had het gevoel of ik in een comedy was beland met twee Russische vrouwen die me beetpakten en met takken op m’n rug sloegen. Uiteindelijk bleven we logeren in het huis van de buren, die hun slaapkamer tijdelijk voor ons hadden afgestaan. In het huis toonde buurvrouw Luba haar dichtbundel.

Wolga. De volgende dag, na een zwempartij in de Wolga, kregen we een excursie door Volgograd met een bezoek aan het gigantische W.O. 2 oorlogsmonument. Het verste punt van de Duitse opmars in de oorlog reikte halverwege 1942 tot hier, het voormalige Stalingrad aan de Wolga. Hier werden de Duitse troepen door het Rode Leger langzaam teruggedreven. In deze verschrikkelijke strijd zijn miljoenen Russen gevallen. Het enorme vrijheidsbeeld Moeder Rusland staat met haar zwaard in de wind. Ze wordt omringd door talloze oorlogshelden die in strakke Sovjet stijl zijn gebeeldhouwd. Daartussenin bevindt zich ook een enorme Pièta en een kerk. In de overdekte gedenkplaats zijn lijsten van namen van gesneuvelde soldaten gebeiteld in een mozaïek. Vier jonge soldaten houden de wacht. De soldaten hadden te lijden van de hitte. Terwijl zij roerloos op wacht stonden, werden hun bezwete voorhoofden met een droge zakdoek gewist en hun petten schoongeveegd door een soldaat. Dit hele gebeuren was meer dan indrukwekkend.

De daaropvolgende dag maakten we met Andrei's familie een uitstapje van 200 km. door toendra vlakten naar het Elton-meer bij de grens met Kazachstan. Een enorm zout meer met modderlagen op de bodem. Op die locatie werden we vanaf een hoogte door motorfietsen met aanhangbankjes vervoerd naar de diepte bij de zee. Daar lieten we ons drijven in het zoute warme water, smeerden ons daarna in met de zwarte modderklei uit de poeltjes op het strand en spoelden dit weer af in het meer. Het zout brandde in je schouders door de zon.

De avond voor vertrek, na het zoutbad, bezochten we Andrei’s vader en zijn (derde) vrouw in hun datsja en de familie, met grootvader en grootmoeder. Ze hadden uitgepakt met op het vuur geroosterd vlees en grote garnalen, blini’s (flensjes), kaas, salami, knoflook, brood, paddenstoelen, augurken, zelf geweekte grote tomaten, thee, bier en wodka natuurlijk. Door onze gastheren werd drie keer getoast: De eerste keer op het samenzijn, de tweede keer (zonder klinken) op de overleden familieleden en derde keer op de liefde. Tot laat in de avond werden (kozakken)liederen gezongen; we wisten nu zeker dat we diep in Rusland waren doorgedrongen. Het was een kater om juist de volgende ochtend heel vroeg naar het vliegveld te moeten. We namen afscheid van Andrei, zijn moeder en haar man en vielen in het vliegtuig meteen in slaap. Dat duurde echter niet lang, want we moesten overstappen op het enorme vliegveld van Moskou. Tegen de tijd dat we op Schiphol aankwamen, waren we nog daas van de vorige avond en heel gelukkig. We namen ons voor volgende keer echt goed mee te zingen.